TELEMACHUS EN ODYSSEUS

Hoofdstuk 3 : Athena en Telemachus

Vertaling van het Griekse pensum




c : Athena geeft Telemachus dringend advies, α.279-286 :

„Ik 1 zal jou zelf 2 een verstandige raad geven, in de hoop dat [om te zien of] je gehoorzaamt:
nadat je een schip, dat ook maar het beste is, hebt uitgerust met twintig roeiers,
ga om te informeren naar je vader die lange tijd weg is,
of iemand van de mensen jou een mededeling zal doen, of dat je een aanwijzing te horen zult krijgen
van Zeus 3, die 4 vooral aan de mensen nieuws brengt.
Ga eerst naar Pylos en vraag de edelgeboren Nestor,
en vandaar naar Sparta naar de blonde Menelaüs:
want die keerde als laatste van de met brons gewapende Grieken terug 5.


d : Twee mogelijkheden, α.287-297 :

Als jij over het leven en de terugkeer van je vader gehoord zult hebben,
dan zul je het nog wel een jaar kunnen volhouden, ook al word je gekweld;
maar als jij gehoord zult hebben dat hij is gestorven en er niet meer is,
werp 6 dan, nadat je bent teruggekeerd naar jouw [je geliefde] vaderland 7,
een grafheuvel 8 op voor hem en eer de dode bovendien
met zeer veel dodenoffers, alle die het past [te geven], en geef je moeder aan een man 9.
Maar wanneer jij dat 10 dan hebt volbracht en gedaan,
overweeg dan in je geest en in je hart
hoe jij de vrijers in jouw paleis zult
doden of door list of openlijk; en je moet je helemaal niet
kinderachtig blijven gedragen, aangezien jij niet meer zo jong bent.


e : Mentes neemt afscheid, α.298-305 :

Heb je niet gehoord wat voor een roem de edelgeboren Orestes 11 heeft verworven
onder alle mensen, omdat hij de moordenaar van zijn vader heeft gedood,
de slimme Aegisthus 12, die zijn beroemde vader had gedood?
Ook jij, vriend, ik zie immers dat je heel mooi én groot bent,
moet sterk zijn, opdat menigeen ook van het nageslacht goed over jou zal spreken.
Maar ik zal eindelijk terugkeren naar het snelle schip
en mijn makkers die, denk ik, zeer ongeduldig zijn, omdat [terwijl] ze op mij wachten;
(Maar) neem dit zelf ter harte, en bekommer je om mijn woorden.”


f : Telemachus nodigt Mentes uit langer te blijven, α.306-318 :

Tot haar sprak op zijn beurt de verstandige Telemachus:
„Gastvriend, werkelijk jij zegt deze dingen op een vriendelijke toon,
zoals een vader [spreekt] tegen zijn zoon, en nooit zal ik ze vergeten.
Maar welaan blijf nu, ook al verlang je naar het vertrek,
opdat je, nadat je je hebt gewassen en je hart hebt opgevrolijkt
met een geschenk naar je schip gaat, blij in je hart,
kostbaar, heel mooi, dat jou als een kleinood zal toekomen
van mij, zoals gastvrienden elkaar in vriendschap geven.”
Hem antwoordde vervolgens de uilogige 13 godin Athena:
„Houd mij nu niet meer langer tegen te houden, omdat ik zeer verlang naar het vertrek.
Geef 14 het geschenk dat jouw hart aanspoort om mij te geven,
[aan mij], wanneer ik weer terugkeer, om mee naar huis te nemen,
nadat jij een wel zeer mooi [geschenk] hebt gepakt; het zal een vergoeding waard zijn voor jou 15.”


g : Telemachus beseft dat Mentes Athena was, α.319-327 :

Nadat zij dus zo had gesproken ging de uilogige Athena weg,
en zij vloog als een vogel omhoog weg; voor hem plaatste zij in zijn hart
moed en zelfvertrouwen, en zij deed hem aan zijn vader denken,
nog meer dan voorheen. Nadat hij dit bemerkt had,
verbaasde hij zich in zijn hart; want hij kreeg het vermoeden dat [hij] 16 een god was.
Meteen ging de aan god gelijke man naar de vrijers.
Voor hen zong de zeer beroemde zanger 17, en zij zaten zwijgend
te luisteren [terwijl ze luisterden]; hij zong over de ellendige terugkeer 18 van de Grieken
uit Troje, die Pallas Athena had opgedragen 19.


h : Penelope wijst de zanger terecht, α.328-344 :

Vanuit het bovenvertrek 20 hoorde met haar hart zijn goddelijke lied
de dochter van Icarius 21, de zeer verstandige Penelope 22;
en ze daalde af langs de hoge trap van haar huis,
niet alleen, tezamen 23 met haar volgden ook twee dienaressen.
Toen zij, de voortreffelijke onder de vrouwen, bij de vrijers kwam,
bleef zij bij de deurpost van de stevig gebouwde zaal staan,
nadat zij haar glanzende 24 sluier voor haar wangen had getrokken;
aan beide kanten van haar ging een trouwe dienares staan.
Vervolgens, terwijl ze in tranen uitbarstte, sprak zij de goddelijke zanger toe:
„Phemius, jij kent immers vele andere middelen om mensen te betoveren,
(namelijk) daden van zowel mensen als goden, die zangers verheerlijken;
zing voor hen één daarvan, bij hen zittend, en zij moeten zwijgend
wijn drinken; maar hou’ op met dat treurige lied 25,
dat telkens mijn hart in mijn borst
kwelt, aangezien een verdriet, dat ik niet kan vergeten, mij in hoge mate heeft getroffen.
Want zo’n hoofd van mijn man mis ik, steeds aan hem denkend,
wiens roem wijd verbreid is over heel Griekenland 26.”


i : Telemachus vaart tegen zijn moeder uit, α.345-364 :

Tot haar sprak op zijn beurt de verstandige Telemachus:
„Mijn moeder, waarom gun je het de trouwe zanger toch niet
om te vermaken zoals zijn geest hem ingeeft? De zangers [zijn] 27 toch niet
schuldig, maar wellicht, denk ik, [is] 28 Zeus schuldig, die geeft
aan de brood etende mensen, zoals hij dat wil aan ieder 29.
Hem 30 is niet kwalijk te nemen dat hij zingt over het slechte lot van de Grieken;
want mensen prijzen meer het lied,
dat ook maar degenen die luisteren als nieuwste in de oren klinkt.
Jouw hart en gemoed moeten erin berusten om te luisteren;
want Odysseus verloor niet als enige de dag van zijn terugkeer
in het Trojaanse land, ook vele andere mannen kwamen om.
Maar terwijl je naar je vertrek gaat, besteed zorg aan je eigen werk[en],
het weefgetouw en het spinrokken, en beveel aan je dienaressen
hun werk te verrichten; het woord zal alle mannen 31 ter harte gaan,
[en] vooral aan mij; want het gezag in huis komt aan deze man 32 toe.”
Zij ging verbaasd 33 terug naar haar vertrek;
want zij nam het verstandige woord van haar zoon ter harte.
Toen zij naar het bovenvertrek was gegaan samen met haar dienaressen
huilde zij vervolgens om Odysseus, haar [geliefde] echtgenoot, totdat
de uilogige Athena haar een zoete slaap over haar oogleden had geworpen.


[1]Athena, nog steeds in de gedaante van Mentes, koning van de Tafiërs;
Tafos was een eiland voor de kust van Akarnanië, een landstreek in het uiterste noordwesten van Griekenland resp. Zuid-Albanië.
Volgens de Fransman Bérard (Introduction à l’Odyssée, Paris 1924-25) moet het eiland geïdentificeerd worden met Meganisi of Dragonara, maar volgens de Engelse geleerde Leaf (Homer and History, London 1910) met Corfu (Corcyra).
[2]Telemachus.
[3]In het Grieks eufemistisch gebruikt voor „een gerucht, waarvan de bron niet te achterhalen is”.
[4]Het betrekkelijk voornaamwoord (vrouwelijk!) slaat terug op „aanwijzing”, niet op „Zeus”.
[5]Uit Troje.
[6]Deze en de volgende drie infinitivi worden gebruikt als infinitivus pro imperativo.
[7]Ithaca.
[8]Een cenotaaf dus.
[9]Deze tamelijk vrouwonvriendelijke uitdrukking staat voor: „uithuwelijken”.
[10]Bedoeld wordt de reis naar Pylos en Sparta (en dus niet het opwerpen van de grafheuvel, want of Odysseus nou dood is of niet, Telemachus moet sowieso van die vrijers af).
[11]Zoon van Agamemnon, die wraak nam op zijn moeder Clytaemnestra en haar minnaar Aegisthus, omdat die Agamemnon hadden vermoord; Athena (Mentes) noemt het voorbeeld van Orestes om Telemachus aan te sporen en moed in te spreken.
[12]Aegistus was de zoon uit de incestueuze verhouding tussen Thyestes en diens dochter Pelopia; Thyestes was een broer van Atreus, de vader van Agamemnon en Menelaüs.
Op deze hele familie lag sinds Tantalus (vader van Pelops en grootvader van Atreus en Thyestes) een vloek: Thyestes steelt - samen met Aërope, Atreus’ eerste vrouw - een lam met gouden vel, dat in Atreus’ kudde verscheen en dat gold als onderpand voor de heerschappij over Mycene, waarna Atreus Aërope doodt en Thyestes verdrijft; uiteindelijk doodt Aegisthus Atreus; vervolgens wordt Thyestes heerser over Argos, Agamemnon over Mycene en Menelaüs over Sparta.
Na de moord op Agamemnon door Clytaemnestra en Aegisthus zou Aegisthus zeven jaar heersen over Mycene.
[13]Uilogig (glaukw`pi~) is het vaste epitheton van Athena; dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ze uilachtig om zich heen kijkt of een uilebril op heeft, maar juist dat ze heel verstandig kijkt: zij is de godin van de wijsheid, een uil is het symbool van de wijsheid.
[14]Infinitivus (dovmenai) pro imperativo.
[15]Beetje ingewikkeld voor: „Jij zult een geschenk krijgen, dat een ruil waard is.”
[16]„Mentes”.
[17]Phemius.
[18]novston ... lugrovn : enjambement.
[19]Wat Athena had opgedragen, was natuurlijk niet de terugkeer, maar het smartelijke karakter daarvan, omdat Ajax de Kleine - neef van Ajax de Grote, die uit woede over het niet krijgen van Achilleus’ wapens zelfmoord had gepleegd - had geprobeerd om Kassandra - dochter van Priamus, ex-geliefde van Apollo en later door Agamemnon meegenomen en in Mycene door Clytaemnestra gedood - aan te randen in de tempel van „Athena”. De straf van Athena treft niet alleen Ajax de Kleine, maar alle Grieken, omdat die de aanrander ongestraft lieten.
[20]Rondom het megaron hadden Myceense paleizen twee verdiepingen.
[21]Icarius was een zoon van Perieres en Gorgophone, die weer een dochter van Perseus was.
Het noemen van de naam Icarius is niet alleen een epitheton bij Penelope, maar zou je ook kunnen opvatten als een prospectief element: om een geschikte huwelijkskandidaat voor zijn dochter Penelope te vinden, schreef Perieres een wedstrijd uit, die natuurlijk gewonnen wordt door ... Odysseus.
[22]Penelope wordt „verstandig” genoemd, in tegenstelling tot andere vrouwen, die al lang een andere man zouden hebben gevonden; vgl. bijvoorbeeld Clytaemnestra, waarop hierboven gezinspeeld wordt.
Bedenk echter wel, dat de Ilias en de Odyssee gedicht zijn door een man: een vrouw, die ons mannen trouw blijft, is „verstandig”!
[23]Een zeldzaamheid in het Grieks: een asyndeton.
[24]De sluier glansde, omdat hij met olie behandeld was.
[25]ajoidh`~ lugrh`~ : enjambement, net als novston ... lugrovn in vss. 326-7 :
2x het woord lugrov~ in een enjambement: dat kan geen toeval zijn, en dat is het ook niet: dit benadrukt het feit, dat het verdriet zó groot is, dat het niet in één versregel gevat kan worden.
[26] JEllav~ staat als totum pro parte voor Noord- en Midden-Griekenland,   jvArgo~ als pars pro toto voor Zuid-Griekenland, oftewel de Peloponnesus.
[27]Ellips; vul aan: eijsin.
[28]Ellips; vul aan: ejstin.
[29]Het enkelvoud eJkavstw/ en de plaatsing daarvan aan het eind van de versregel maken de willekeur van Zeus duidelijk: aan ieder afzonderlijk - de één dit, de ander dat.
[30]Phemius.
[31]ajvndressi ... pa`si : hyperbatonnetje en enjambement.
[32]D.w.z. „Aan mij, Telemachus”.
[33]Verbaasd over het ineens zo daadkrachtige en volwassen optreden van Telemachus; vgl. vs. α.297;, waar Mentes (Athena) Telemachus nog moest aansporen om zich volwassen te gedragen en vs. α.324, waar hij plotseling een ijsovqeo~ fwv~ genoemd wordt.



Naar de antwoorden op de vragen uit het Hulpboek.

Naar de overzichtspagina van Telemachus en Odysseus.

Naar de Situs Graecus.

Naar de Situs Classicus.