TELEMACHUS EN ODYSSEUS
Hoofdstuk 8 : Telemachus en Odysseus
Vertaling van het Griekse pensum
b : Telemachus bereikt de hut van Eumaeus, π.1-21 :
Zij beiden, Odysseus en de edelgeboren zwijnenhoeder 1, maakten op hun beurt in de hut
een ontbijt klaar bij het aanbreken van de dageraad, nadat zij het vuur hadden aangestoken,
en zij stuurden herders weg tegelijk met de kuddes zwijnen;
hard blaffende honden 2 kwispelden om Telemachus heen
en ze blaften niet toen hij naderde. De edelgeboren Odysseus merkte op
dat de honden kwispelden, en een gestamp van een paar voeten bereikte hem.
Snel sprak hij tot Eumaeus de gevleugelde woorden:
Eumaeus, heel zeker zal een of andere vriend hierheen komen
of ook een andere bekende voor jou, aangezien de honden niet blaffen,
maar om hem heen kwispelen; ik hoor 3 een geluid [afkomstig] van voeten.
Nog niet was elk woord gezegd, toen zijn geliefde zoon
kwam staan in de deuropening. Verbaasd sprong de zwijnenhoeder op,
en de kommen vielen uit zijn handen, waarmee hij bezig was,
terwijl hij fonkelende wijn mengde. Hij ging zijn meester 4 tegemoet,
kuste hem zijn hoofd, als ook zijn beide mooie ogen
en beide handen; een stroom van tranen viel [hem] uit [zijn ogen].
Zoals een vader zijn zoon met genegenheid begroet,
wanneer hij teruggekeerd is van een afgelegen land in het tiende jaar 5,
zijn enige zoon, zijn oogappel, om wie hij veel pijn heeft doorstaan,
zo kuste toen de edelgeboren zwijnenhoeder de op een god gelijkende Telemachus,
na hem geheel omhelsd te hebben, alsof hij aan de dood was ontsnapt;
c : Een aangenaam weerzien, π.22-39 :
en jammerend sprak hij [tot hem] de gevleugelde woorden:
Jij bent teruggekomen, Telemachus, mijn oogappel; ik dacht dat
ik jou niet meer zou zien, toen jij vertrokken was met je schip naar Pylos.
Maar welaan, kom nu naar binnen, mijn kind, opdat ik in mijn hart
ervan geniet om naar jou te kijken, nu je zojuist uit den vreemde thuis bent.
Want jij bezoekt helemaal niet vaak de velden noch de herders,
maar je blijft onder het volk; want zo beviel het jou zeker in je hart
om naar de destructieve menigte van vrijers te kijken.
Tot hem sprak op zijn beurt de verstandige Telemachus:
Het zal zo zijn, vadertje; om jou ben ik hier gekomen,
om je met mijn ogen te zien en nieuws te horen,
of mijn moeder voor mij nog in het paleis wacht, of dat een ander
van de mannen haar al heeft getrouwd, en het bed van Odysseus ergens
uit gebrek aan beslapers [vol] met onheilspellende spinnenwebben staat.
Op zijn beurt sprak tot hem de zwijnenhoeder, de aanvoerder van de mannen:
Zeer zeker wacht althans zij met standvastig hart
in jouw paleis; droevig gaan steeds
de nachten en dagen voor haar steeds voorbij, terwijl zij tranen vergiet.
e : Telemachus is verbaasd over Odysseus metamorfose, π.172-185 :
Zo sprak zij en met een gouden staf raakte Athena hem 6 aan.
Eerst plaatste zij hem een schone mantel en een chiton
over zijn borst, en zij vergrootte zijn gestalte en kracht.
Hij werd weer gebronsd, zijn wangen werden strak,
en zijn baard om zijn kin werd donker.
Nadat zij [dit] zo had gedaan, ging zij terug; maar Odysseus
ging de hut binnen; zijn zoon stond verbaasd over hem,
en hij wendde zijn ogen af, bang dat hij een god was,
en nadat hij hem had aangesproken, sprak hij de gevleugelde woorden:
Jij scheen mij, vreemdeling, zojuist anders dan voorheen,
je hebt andere kleren, en je huidskleur is niet meer gelijk.
Zeer zeker ben jij een of andere god, die de brede hemel bewonen 7;
maar wees vriendelijk, opdat wij jou aangename offers geven
en gouden geschenken, met zorg vervaardigd; spaar ons!
f : Odysseus maakt zich bekend, π.186-200 :
Hem antwoordde vervolgens de edelgeboren Odysseus die veel doorstaan heeft:
Ik ben helemaal geen god; waarom stel je me gelijk aan de onsterfelijken?
Maar ik ben jouw vader, om wie jij, terwijl je zucht,
vele beproevingen doorstaat, terwijl je geweld van mannen over je heen laat gaan.
Nadat hij zo dus gesproken had, kuste hij zijn zoon, en van 8 zijn wangen
liet hij tranen vallen op de grond; daarvóór bedwong hij ze voortdurend.
En Telemachus, immers hij liet zich nog niet overtuigen dat hij zijn vader was,
sprak tot hem opnieuw als antwoord met de woorden:
Jij bent niet Odysseus, mijn vader, maar een godheid
betovert 9 mij, opdat ik in mijn verdriet
nog meer jammer.
Want onmogelijk zou een sterfelijke man deze dingen tot stand kunnen brengen
tenminste met zijn eigen verstand, maar alleen een godheid, wanneer hij zelf gekomen is,
zou gemakkelijk als hij dat wil, iemand jong of een oude man kunnen maken.
Want jij was zojuist inderdaad een oude man en jij was armoedig gekleed;
maar nu lijk je op de goden, die de brede hemel bewonen.
g : Odysseus benadrukt de hulp van Athena, π.201-212 :
Tot hem sprak als antwoord de schrandere Odysseus:
Telemachus, het past helemaal niet dat jij over je vader, nu hij aanwezig is,
noch al te zeer verbaasd bent noch versteld staat:
want zeker zal geen andere Odysseus meer hier komen,
maar ik hier, zoals ik hier sta, na rampen te hebben doorstaan, en veel rondgezworven te hebben,
ben gekomen in het twintigste jaar naar mijn vaderland.
Maar zeker dit is het werk van Athena die oorlogsbuit verzamelt,
die mij zo maakt zoals zij wil, want dat kan ze,
nu eens gelijkend op een bedelaar, dan weer
op een man, jong en die mooie kleren om zijn lichaam heeft.
Het is gemakkelijk voor goden, die de brede hemel bewonen,
om zowel een sterfelijk mens schoonheid te verlenen als [hem] lelijk te maken.
h : Een emotioneel moment, π.213-224 :
Nadat hij zo dan gesproken had, ging hij zitten, en Telemachus,
na zijn edele vader omarmd te hebben, begon te huilen, tranen stortend.
Voor hen beiden kwam het verlangen op naar gejammer;
zij huilden luid, heftiger dan roofvogels,
zeeadelaren of haviken met kromme klauwen, waaraan mensen van het land
hun jongen hebben ontnomen voordat zij gevleugeld werden 10;
zo vergoten zij dus uit hun ogen meelijwekkende tranen 11.
En het licht van de zon zou nu voor de hen, die huilden, zijn ondergegaan,
als Telemachus niet plotseling tot zijn vader sprak:
Op wat voor schip dan, lieve vader, hebben zeelui jou nu hierheen
naar Ithaca gebracht? Wie beroemden zij zich erop te zijn?
Want ik denk zeker niet dat jij te voet hierheen bent gekomen 12.
[2] | Duidelijker kan de werking van een epitheton ornans niet geïllustreerd worden: in vs. 5 en 9 staat dat ze niet blaffen! |
[3] | Blijkbaar zit Odysseus zo, dat hij niet alleen kan horen, maar ook naar buiten kijken, want hij kan constateren dat de honden kwispelen. |
[4] | Vergelijk het optreden van Telemachus in boek α, waar hij nog niet de indruk wekt, een meester te zijn. |
[5] | Het noemen van het tiende jaar is niet noodzakelijk in deze vergelijking, maar wel veelzeggend. |
[7] | constructio ad sententiam, omdat Telemachus natuurlijk bedoelde: Een van de goden, die...: onderdeel van een epische formule, zoals we die ook aantreffen in vss. 200 em 211. |
[8] | katav wordt hier door assimilatie met de niet kat, maar kad. |
[9] | Dit sterke enjambement geeft aan dat Telemachus niet helemaal zeker is van zijn bewering; je zou hier verwachten: Jij bent niet Odysseus, mijn vader, maar (je bent) een godheid (vs. 194), maar in vs. 195 blijkt dat Telemachus alleen maar bedoelt: ... maar een godheid betovert mij, hetgeen ook zou kunnen inhouden dat een godheid hem (de schim? van) Odysseus voor ogen tovert. |
[10] | D.w.z.: voordat zij vleugels kregen. |
[11] | Singulare pro plurali. |
[12] | Een briljante conclusie voor iemand die op ditzelfde eiland is geboren en getogen... |
Naar de antwoorden op de vragen uit het Hulpboek.
Naar de overzichtspagina van Telemachus en Odysseus.
Naar de Situs Graecus.
Naar de Situs Classicus.