TELEMACHUS EN ODYSSEUS

Hoofdstuk 11: De boogwedstrijd

Vertaling van het Griekse pensum




c : Penelope grijpt in, φ.311-329 :

Tot hem 1 sprak op haar beurt de zeer verstandige Penelope:
„Antinoüs, het is zeker niet goed noch billijk
om gasten van Telemachus te kort te doen, die dit paleis [hier] bereikt 2.
Verwacht jij, als de gast de grote boog van Odysseus
zal spannen, omdat hij vertrouwt op zijn handen en zijn kracht,
dat hij mij naar huis zal meevoeren en mij tot zijn echtgenote zal maken?
Zelfs niet hij zelf verwacht, denk ik, tenminste dit in zijn hart;
en laat niemand van jullie hierom althans treurend in zijn hart
hier aan tafel zitten, aangezien het absoluut ook niet passend is.”
Op zijn beurt antwoordde Eurymachus, zoon van Polybus, haar:
„Dochter van Icarius 3, zeer verstandige Penelope,
wij denken helemaal niet dat deze [man] jou zal meevoeren; ook is het niet passend;
maar omdat we ons schamen voor praatjes van mannen en vrouwen,
bang dat ooit een ander slechter iemand van de Grieken zal zeggen:
„Veel zwakkere mannen, naar het schijnt, dingen naar de hand van de echtgenote van een voortreffelijke man,
en zij kunnen absoluut niet de glad gepolijste boog spannen;
maar iemand anders, een bedelaar, spande, nadat hij op zijn zwerftocht gekomen was,
gemakkelijk de boog, en hij zond een pijl door het ijzer heen.”
Zo zullen zij spreken, en voor ons zou dit een schande zijn.”


d : Penelope vindt dat de bedelaar ook de boog mag spannen, φ.330-342 :

Tot hem 4 sprak op haar beurt de zeer verstandige Penelope:
„Eurymachus, het is onmogelijk dat zij een goede naam hebben, verspreid onder het volk,
die het bezit van een aanzienlijk man opmaken, terwijl ze hem onteren;
waarom beschouwen jullie dit dan als een schande?
Die gast is zeer zeker groot en goed gebouwd,
en hij beroemt zich erop wat betreft zijn afkomst de zoon te zijn van een goede vader.
Maar welaan, geef hem de goed geschaafde boog, opdat wij zien [wat er gebeurt].
Want zo zal ik het duidelijk zeggen, en dit zal ook zeker uitgevoerd worden:
als hij hem zal spannen, en als Apollo hem roem zal geven,
dan zal ik hem een mantel en chiton, mooie kleren, aantrekken
en ik zal (hem) een scherpe speer, de afweerder van honden en mannen, geven,
en een tweesnijdend zwaard; ik zal voor onder zijn voeten sandalen geven,
en ik zal hem in staat stellen om te reizen waarheen zijn gevoelens hem aansporen.”


e : Telemachus spreekt zijn moeder toe, φ.343-358 :

Haar antwoordde op zijn beurt de verstandige Telemachus:
„Moeder van mij, niemand van de Grieken is meer bevoegd dan ik
om aan wie ik dat wil, de boog te geven én te weigeren,
noch al degenen die verspreid over het rotsachtige Ithaca heersen,
noch al degenen die over de eilanden langs de kust van het paardenvoedende Elis 5 [heersen];
niemand van hen zal mij tegen mijn zin verhinderen, als ik dat wil,
om zelfs voor goed aan de gast deze boog 6 te geven om mee te nemen.
Maar terwijl je naar naar je vertrek gaat, besteed zorg aan jouw eigen werk[en],
het weefgetouw en het spinrokken, en beveel aan je dienaressen
hun werk te verrichten; alle mannen zullen zich om de boog bekommeren,
en vooral ik: want het is aan hem 7 dat de macht in huis toekomt.”
Zij ging verbaasd terug naar haar vertrek;
want zij nam het verstandige woord van haar zoon ter harte.
Nadat ze naar haar vertrek boven was gegaan samen met haar dienaressen,
huilde zij vervolgens om Odysseus, haar echtgenoot, totdat
de uilogige Athena haar een zoete slaap over haar oogleden had geworpen 8.


f : Dapper optreden van Telemachus, φ.359-375 :

Maar nadat hij, de edelgeboren zwijnenhoeder de kromme boog had gepakt, bracht hij hem;
alle vrijers protesteerden luid in de zaal;
menigeen van de overmoedige jonge mannen sprak als volgt:
„Waarheen in hemelsnaam breng jij de kromme boog, ellendige zwijnenhoeder,
, waanzinnige? Spoedig zullen snelle honden jou in ruil daarvoor bij de zwijnen verslinden,
alleen, ver van de mensen, [de zwijnen] die jij voedde, als Apollo 9
en de andere onsterfelijke goden ons gunstig gezind zullen zijn.”
Zo spraken zij, en hij legde [de boog] neer, hem meedragend, op dezelfde plek,
bang, omdat velen luid protesteerden in de zaal.
Telemachus riep luid van de andere kant dreigend:
„Vadertje, breng de boog verder; spoedig zul je tot je ongeluk allen gehoorzamen;
pas op dat ik, ook al ben ik jonger, jou niet wegjaag naar het land,
terwijl ik met stenen naar je gooi; ik ben in kracht sterker.
Moge ik net zoveel sterker zijn in handen en kracht
dan alle vrijers die in mijn huis zijn;
in dat geval zou ik spoedig iemand tot zijn verdriet wegsturen
om van ons huis weg te gaan, omdat zij rampen beramen 10.”


[1]Antinoüs, een van de vrijers.
[2]Antecedent xeivnou~ (meervoud), betrekkelijke bijzin o{~ ... i{khtai (enkelvoud).
[3]Icarius was een zoon van Perieres en Gorgophone, die weer een dochter van Perseus was.
Het noemen van de naam Icarius is niet alleen een epitheton bij Penelope, maar zou je ook kunnen opvatten als een prospectief element: om een geschikte huwelijkskandidaat voor zijn dochter Penelope te vinden, schreef Perieres een wedstrijd uit, die natuurlijk gewonnen wordt door ... Odysseus.
[4]Eurymachus, een van de vrijers.
[5]Streek in het noordwesten van de Peloponnesus, rondom Olympia.
[6]In het Hulpboek wordt het meervoud tavde tovxa hier vertaald als „boog en pijlen”, terwijl men het enkelvoud vertaalt als „boog”. In vs. f.359 is echter sprake van tovxa kampuvla; een vertaling als „kroome boog en pijlen” is tamelijk onzinnig, dus we mogen er vanuitgaan, dat ook in vs. 349 alleen maar sprake is van een poëtisch meervoud, en verder niets; vertaling dus gewoon: „boog”.
[7]Bedoeld is Telemachus zelf; hij zal bij deze woorden waarschijnlijk naar zichzelf gewezen hebben.
[8]De vss. 350-358 zijn woordelijk hetzelfde als vss. α.356-364 (zie hoofdstuk 3), op het woord tovxon (vs. 352) na, dat in boek α nog mu`qo~ was; hier lijkt de passage dus geen Fremdkörper, zoals in boek α (vgl. vraag 5 op p. 23 van het Hulpboek), want een boog is inderdaad niets voor een vrouw, maar deelnemen aan een gesprek wel.
[9]Apollo was de god van o.a. de voorspellingskunst!
[10]Slaat terug op tin j (vs. 374): enkelvoud!



Naar de antwoorden op de vragen uit het Hulpboek.

Naar de overzichtspagina van Telemachus en Odysseus.

Naar de Situs Graecus.

Naar de Situs Classicus.